Hallo, ik ben een rups

Hallo, ik ben een rups. De hele week breng ik door in mijn cocon en daar gebeurt van alles, maar daar hoor je nooit iemand over. Men praat altijd alleen maar over de rups, die dan in z’n cocon gaat, om er vervolgens als vlinder uit te komen. Pas dan is de rups, een in principe niet bijster aantrekkelijk ogend, beetje viezig diertje, volledig tot wasdom gekomen, zo redeneert men. De vlinder vliegt versus de rups kruipt. De vlinder is mooi versus de rups niet, etcetera etcetera. De vlinder is alles en beter, maar ik wil het er niet eens over hebben, de vlinder.

Hallo, ik ben een rups.

Ik breng dus veel tijd door in mijn cocon. En daar gebeurt van alles. Het is niet zo dat er alleen maar dingen voor of na de cocon gebeuren. Er is niet slechts een pre- en een post-coconiaal tijdperk. In die cocon gebeurt van alles. We (de rupsen) zitten dus voortdurend in dat ding. Vast. We kunnen geen kant op. Het is een keurslijf wat in de natuur een soort van serene pracht over zich heeft gekregen. Maar het is niet sereen. Het is kut. We zitten hartstikke vast. Moet je je voorstellen!

Ik ben een rups.

Maar dan is het vrijdag. We waren vroeg op. Zaten weer de hele dag in de cocon, maar ’s avonds, dan gebeurt er wat. NEEHEE, we komen niet als een vlinder uit de cocon en gaan dan vliegen en blablabla, nee! We zitten nog steeds ín die cocon, maar gaan dan ín die cocon LOS. We zijn moe, het is warm, we zweten, maar we lachen, en we dansen en we staan, met gebalde vuistjes in de lucht en bewegen mee op de slag van de beat. Als bootjes op zee.

‘Hallo, wij zijn rupsen!’ roepen we. Voor even lijkt het alsof we niet in de cocon zitten (zonder dat we dus meteen weer vlinders zijn) en zijn we gewoon een rups in een cocon die van alles kan doen. Alles wat ie wil.

We staan, met gebalde vuistjes in de lucht en we zijn moe. Maar we blijven staan en we blijven bewegen. We dansen.

En dan is het op een gegeven moment klaar en dan gaan we slapen. Op ons gemak. Vrij van angst en schaamte. Het is goed. En dan begint het allemaal weer opnieuw. Iedere keer weer. Maar we gaan gewoon door, in onze cocon. We zitten vast, maar soms ook niet. Dan gebeurt er van alles. We zijn geen vlinders. Ik wil het niet eens over vlinders hebben.

Ik ben een rups.

Dag.