De ober, de bankier en de kip

‘Pak aan,’ schreeuwde de ober in het gezicht van de verjarende bankier.
De kip vloog door de zaal. Te horen aan de kreten kwam er zelfs een vleugel bij de uitgedoste diva’s in de serre terecht.

De familie keek in shock toe. Hoe zou de bankier reageren? Iedereen wist van zijn temperament, iets waar de ober hem kennelijk in evenaarde.

De bankier pakte zijn servet en veegde rustig de marinade van zijn wang. Vervolgens pikte hij één voor één de stukken kip uit zijn kraag, zijn borstzakje, zijn haar.

De ober stond als een verdwaalde pitcher van bijvoorbeeld The New York Yankees, The Boston Red Sox of The Milwaukee Brewers – om ook een team te noemen dat nooit de World Series heeft gewonnen – nog steeds met een verbeten blik in de werphouding. Ik zou willen zeggen dat het hele restaurant met ingehouden adem het tafereel gadesloeg, maar dat zou een stinkende leugen zijn. De klandizie van dit malafide etablissement bestond goeddeels uit gepeupel waarvan het morele kompas al lang geleden verloren was geraakt in een verzuurde zee van onachtzaamheid. Men at, dronk of parlevinkte stoïcijns door, alsof er niet net een hele kip over een bankier was gegooid.

De dochters van de bankier, drie rondborstige wichten met immer blozende wangen, wisten zich duidelijk geen raad met de surrealistische spanning en begonnen als ondervoede varkens te krijsen. Het was immers ook hun kip. De bankier was immers ook hun vader. En hij was jarig.

Gevraagd naar de reden van zijn actie bleef de ober stilzwijgend staan, als versteend in de tijd. Er was geen reden, slechts een daad. Hij had het gewoon gedaan, zomaar.

De bankier, gekrenkt, stinkend naar coq au vin, ervoer ver weg, in de krochten van zijn gevoelsleven, iets wat neigde naar begrip. Híj deed nooit zomaar iets. Al zijn daden hadden een reden, vaak manipulatief van aard.

Na deze openbaring trok de bankier zijn jasje uit. Hij ontstropte zijn das en ontknoopte zijn shirt. Met ontbloot bovenlijf vroeg hij de ober om hem te volgen. Deze ontdooide, voor het eerst sinds het gooien van de kip, uit zijn pose en ontdeed zich van zijn strik, gilet en hemd. De bankier pakte een extra stoel en de ober schoof aan. Ze waren nu hetzelfde. Gekleed in niets dan een zwarte pantalon en bijpassende schoenen aten ze de kip. Van de tafel, van de grond, uit de kroonluchters. Ze aten de kip met bot en al, smakkend, kreunend, toegevend aan iedere impuls die ze tot dan toe hadden teruggedrongen.

Ze aten de kip, met hun handen, terwijl de dochters krijsten.

En de diva’s? Die crepeerden, als uitstervende vogels van hooghartigheid, in een kooi van allure.