Vrijdag 9 juni 2017, 16:45u
Afstand crèche → huis: 450 meter
In de crèchestraat zitten twee bouwvakkers op een bankje. De een eet falafel uit een styrofoam bak terwijl de ander hem filmt en aanspoort dingen te zeggen. Hij zegt: ‘Check dan check dan, mini falafel. Wat! Wat!’
Dat laatste is geen vraag.
Als ik wil oversteken komt er een scooter de stoep op gereden. De helmdragende jongen kijkt mij en mijn kinderwagen aan. Ik hem, fronsend. Hij geeft nog eens gas en rijdt door, richting de mannen van de mini-falafel show.
Het stoplicht staat op rood. Aan weerszijden van de Nassaukade staan groepjes Spaanse toeristen naar elkaar te schreeuwen. Ze lachen. Ze schreeuwen nog meer, maar wel steeds dezelfde dingen, want ze verstaan elkaar niet door het voorbijrazende verkeer.
Het stoplicht gaat op groen en we steken over. Om op de stoep te komen moeten we ook over het fietspad. De fietsers hebben rood licht. Ze moeten stoppen, het liefst zodanig dat er ruimte is voor voetgangers om de stoep te bereiken. Het liefst voordat het gemotoriseerd verkeer op de weg weer op gang komt. Het liefst voordat er ongelukken gebeuren.
De fietsers zien me. Ze zien alles, want het is licht en alles is zichtbaar en toch fietsen ze door of stoppen ze zo dicht mogelijk bij het stoplicht, spatborden kussend, zonder ruimte voor papa’s met kinderwagens. Een vrouw die vermoedelijk kinderloos is rolt aan me voorbij en zegt ‘sorry’ als ze beseft dat ze me de pas afsnijdt. Ik ben gestopt met fronsen, want dat heeft kennelijk geen zin en grom mezelf + kind de stoep op.
Verderop op die stoep staat een man wijdbeens met zijn rug naar me toe te bellen. Hij heeft zich schrap gezet voor een gesprek dat iedereen in de regio Leidseplein kan verstaan. Ik stop achter hem. Hij bemerkt mijn aanwezigheid, draait zich naar me toe en lacht alsof we vrienden zijn. Ik doe dat niet omdat zijn/een motor op de stoep geparkeerd staat en we geen vrienden zijn en dat ook niet zullen worden.
De stoep is geblokkeerd, er kan niemand meer langs. Niets. Geen mens, dier en al zeker geen kinderwagen. Ik rijd met mijn kind de stoep af en vervolg mijn route over de weg. Een andere scooter rijdt ons tegemoet. Hij gaat langzaam, maar wel recht op me af. Ziet hij me niet? Hij ziet me wel en tuft met een flauwe boog om me heen. Te laat, naar mijn smaak.
Ik besluit de kinderwagen weer de stoep op te rijden, maar heb na de bocht richting de Marnixstraat direct spijt. Een ijsberende man met pet en veel te warm leren jack heeft zijn busje op de stoep geparkeerd, voor zover de stoep dat toelaat. Waar ik dacht dat er net bij de motor geen ruimte meer was voor wat dan ook, blijkt er nog minder ruimte mogelijk te zijn. Mijn fronsen en grommen zijn inmiddels ingeruild voor verbijstering en frustratie. De afstand tussen de crèche en mijn huis is 450 meter, en we zijn pas op de helft.
Genegeerd door de man en zijn busje daal ik met kinderwagen incl. kind weer af naar de straat. Ruimte gaat in deze stad kennelijk gepaard met risico. Via de Marnixstraat wil ik het tweede deel van de Leidsekade opgaan, maar dat kan niet, want negen geblondeerde vrouwen in witte driekwartsbroeken met selfiesticks, stadskaarten en telefoons in de hand vormen een muur van toeristische verwarring. Hun blokkade krijgt hulp van verkeershekken die tevergeefs melden dat de Leidsekade tijdens deze fase van de renovatie van het Leidseplein niet toegankelijk is. Dag en nacht maakt uiteenlopend verkeer keerlussen omdat het niet verder kan. Blind- en koppigheid blijken sterker dan perceptie en opmerkzaamheid.
Ik doe met de kinderwagen een Max Verstappentje en bereik wederom een/de stoep. Maar voor hoe lang, vraag ik me af. Het is nog 50 meter naar huis. 50 meter waarin veel kan gebeuren, in deze stad.