Massive Attack

Gisteravond was ik last minute met een ‘goedkoop’ kaartje via Ticketswap naar Massive Attack in de AFAS live, het meest sfeerloze bouwwerk van Nederland, en ik vond het wel vet maar had het nog veel vetter gevonden als ik niet voortdurend omringd was geweest door kakelende middle aged mannen en vrouwen. De gesprekken gingen over kapsels en over de kapper, over ruggen en over rugpijn, maar niet over de muziek (de ‘Jaaaa daar is-ie!’ van een kort pittige trut achter me bij de inzet van de heartbeat van ‘Teardrop’ telt niet).

Zes keer ben ik op een andere plek in de zaal gaan staan en zes keer was het dezelfde situatie: ik, met mijn jas in mijn handen geklemd (ik betaal geen 6 euro voor een kluisje, nergens, nooit) omring door kwebbelende klojo’s. Ik overdrijf niet als ik zeg dat ik de mensen om me heen dood wilde maken. Eén massive attack en klaar d’rmee.

‘Serieus, wat doe je hier,’ vroeg ik toen ik het niet meer trok aan een lange klootzak met krullen, grijzende bakkebaarden en een bierbuik-onbestendig t-shirt. ‘Hoe bedoel je,’ vroeg hij, waarmee hij het gesprek onderbrak dat hij met zijn evenzo lange en klootzakkerige buurman over PSV aan het voeren was.

‘We staan hier op een concert en je bent non-stop aan het lullen. En jij niet alleen, iedereen. Wat is jullie probleem?’

‘Mijn probleem?’ vroeg hij. ‘Volgens mij heb jij hier een probleem.’

‘Precies. Met jou en het gekwetter van je generatiegenoten. Bijpraten doe je in de kroeg.’

‘Dat bepaal ik zelf wel.’

‘Nee, ik bepaal dat, nu, bij dezen. Ik bepaal dat jij hier met je buurman niet over PSV mag praten. We staan hier goddomme naast de Johan Cruijff Arena. Massive Attack speelt hier goddomme hun meesterwerk Mezzanine, integraal, mét Horace Andy, mét fucking Liz Fraser van Cocteau Twins. Jij bent hier, net als al die anderen, omdat je – naar ik aanneem – dit album fantastisch vindt en je bij de aankondiging van het concert tot de schokkende conclusie kwam dat het al 20 jaar oud is en dat je zelf 20 jaar ouder bent en dat dat een wrede grap lijkt van de tijd en van God maar dat je hier, verdomme nu, die weergaloze luisterervaring van toen kunt herbeleven. Dus houd goddomme je bek. Asjeblieft. As-je-blieft.’

De man haalde zijn schouders op en draaide zich om. Hij was een paar minuten stil en vervolgde toen zijn gesprek. Niet meer over PSV, maar over die lul achter hem.

Op de laatste toon van het laatste liedje – het, zeker live, FAN-TAS-TISCHE Group Four, mét een fabelachtige Liz Fraser – liep ik linea recta naar de uitgang en naar mijn auto, die ik per ongeluk op een plek voor vergunninghouders had gezet. Ik dankte God en de tijd en Liz voor het niet hebben van een wielklem en nam toen een slok water uit mijn Dopper, die ik in de auto had laten liggen. Het water was lekker koud geworden. En daar houd ik van, koud water.
———-
Voor iedereen die het betreffende album nog niet kent is hier huiswerk:

Besmettelijke kalmte

Ik had een goed plekje, maar ben bier gaan halen. Nu staat er op de plek waar ik zojuist nog stond een meisje. Ze beweegt. Ze beweegt raar, alsof er een constante stroom mieren over haar rug loopt. Misschien is dat ook wel zo. Het lijkt me onwaarschijnlijk. Ik blijf maar achter haar staan; het is immers muziek. Hoe goed moet ik het kunnen zien?

Het meisje slaat me, tijdens een illustratief dansspasme, bijna vol in mijn zak. Het concert valt verder tegen.

Een vraag:

Waarom knuffelen en zoenen stellen tijdens concerten altijd alsof ze elkaar jaren niet hebben gezien? Elkaar compleet aflebberen nog voordat het voorprogramma begint.

‘We staan hier samen op maandagavond in The Max. Ik heb je de hele dag gemist, nadat we een heel weekend vintage markten hebben bezocht , biologische couscous hebben gegeten en documentaires hebben gekeken. Het IDFA staat alweer voor de deur en ik heb die van vorig jaar nog steeds niet allemaal gezien! Ik ben een slecht mens…’

‘Je bent geen slecht mens.’

‘Maar ik schiet tekort!’

‘Je schiet niet tekort.’

En dan knuffelen en tongen alsof het de Hof van Eden is.

De band begint aan haar toegift. Ik leun tegen een paal, zwaaiende armen ontwijkend. Straks ben ik thuis en dan zal ik mopperen. Al mopperend vindt ze me schattig. Het zijn kennelijk vreemde momenten waarop je ineens heel veel van iemand kunt houden.

Het concert valt tegen, maar ik ben kalm. Ik hoef me niet te haasten, laat de tijd wel uitzingen. ‘Het leven is hectisch,’ straal ik uit, ‘maar ik ben kalm. Dit is mijn moment van Zen en dat deel ik.’

Besmettelijke kalmte in een oceaan van onrust. Maar volgende keer blijf ik thuis.