Soms kom je op een plek en dan is daar iets aan de hand. Niet als in een gebeurtenis, maar een energie. Er is dan al iets gebeurd, voordat je er was, waarvan de sporen nog in de lucht hangen. Zo ook nu in de Albert Heijn, waar ik ben om de boodschappen te doen die we vergeten zijn te bestellen.
Daarover: wij bestellen de meeste boodschappen tegenwoordig. Dat is handiger. Vroeger, toen we nog ‘een stel met een kind’ waren – en daarvoor al helemaal -, bedachten we elke dag wat we wilden eten en deden we elke dag de benodigde boodschappen voor het bedachte eten. Daar tijd zich ontwikkelt tot een steeds kostbaarder goed, doen we wat we kunnen om het waar mogelijk te besparen. Dit is een van die dingen. Het laten bezorgen van de boodschappen scheelt ons 45 minuten per dag, zo heb ik berekend. Dat is ruim vijf uur per week. Dat is precies de jongleeroefentijd die we nodig hebben om alle ballen in de lucht te houden.
Maar het is niet 100% waterdicht. Soms vergeet je iets, of heb je iets nodig waarvan je onterecht dacht het nog in huis te hebben. Soms wil je toch iets anders maken of een variant op het in eerste instantie bedachte gerecht. Soms zijn er onverklaarbare en onmogelijk voorzienbare redenen of oorzaken die een mens nopen naar de supermarkt te lopen. Niet alles is controleerbaar.
Ik word daar op dit moment weer eens mee geconfronteerd. Ik voel het niet alleen in de lucht, maar zie het ook in de blikken van de andere mensen, die mij tegelijk meewarig en wantrouwig aankijken. ‘Weet hij wel wat er speelt?’ lijken de blikken te zeggen. Niet tegen mij, want dan zou de vraag wel in de tweede persoon gesteld worden.
Ik zoek oogcontact, maar gezichten wenden zich schichtig af. Ik kijk naar de mango’s, op zoek naar een bewijs. Ik aai een harige kiwi en knijp zachtjes in een peer, maar het fruit vertelt me niets. Dan weet je: bij de groente hoef ik het al helemaal niet te proberen.
Manoeuvrerend naar de broodafdeling voel ik de atmosfeer verdikken. Misschien is dat wat er is gebeurd wel onuitspreekbaar. Had ik erbij moeten zijn, of was mijn aanwezigheid juist een onmogelijkheid. De kennis die men hier zwijgend met elkaar deelt is niet voor mij bedoeld. Ik heb, als besteller van boodschappen, hier geen privileges meer. Ik ben een outcast. Voor mij is tussen de schappen niet langer plek. In de supermarkt ben ik voortaan onwetend en onbeschut.
Men beschouwt mij als een verrader, een indringer. Dat is wat er is gebeurd: ik ben overgelopen. En nu denk ik, gelijk een opportunistische ringstaartmangoest, hier simpelweg een pakje ongezouten roomboter en flesje kokosmelk te kunnen oppikken. Neen, zeggen de blikken en de energie, hij is hier niet langer welkom. Bovendien, ik houd niet eens van kokos.