Er gebeuren natuurlijk overal de hele tijd irritante dingen, zo ook in mijn persoonlijke sfeer, en één daarvan wil ik graag even uitlichten. Het gaat om fietsers die vlak achter je gaan fietsen. Misschien moet ik in plaats van ‘je’ ‘me’ zeggen, want ik weet niet of dit anderen ook overkomt. Het is in de afgelopen weken nu al twee keer gebeurd dat iemand ‘in mijn wiel’ ging zitten, zoals dat in wielerjargon heet. Ik noem het ‘in mijn slipstream zitten’, omdat de eikel die het de eerste keer deed het ook zo noemde toen hij op zijn verroeste racefiets na een paar honderd meter naar links afboog.
‘Effe lekker stukje slipstream meepakken ja toch,’ riep hij over zijn schouder naar me, grijnzend. Ik hoopte dat hij een gat in of steen op de weg zou missen – we fietsten immers over het ruige (maar niet zo ruig meer als vroeger) NDSM-terrein -, over de kop zou vliegen en zijn voortanden zou breken op een betonnen plaat. Maar dat gebeurde niet. In plaats daarvan bleef ik geïrriteerd op mijn zadeltje zitten en schudde ik met mijn hoofd de woorden ‘Nee, niet effe lekker in mijn slipstream zitten’ naar hem toe, maar de man bleek, zoals wel meer mensen, doof/blind voor mijn hoofdwoordschudderij.
Nu vraag ik me af: is dit normaal gedrag? Gebeurt dit anderen ook, of ligt het aan de omvang en vorm van mijn lichaam en de vaart van mijn nieuwe elektrische fiets? ‘Je bent ook zo lekker vierkant. Een soort fietsende Spongebob,’ zei een vriend van me toen ik mijn frustratie met hem deelde. Bovenop de frustratie kwam vervolgens de verwarring over zijn opmerking. Was het een compliment? Of een belediging, zo bijdragend aan de frustratie, daar hij ook een wielerfanaat is?
Het gaat er geloof ik vooral om dat ik, als wel-vierkante niet-wielrenner op een snelle elektrische fiets door niet-vierkante wel-wielrenners kan worden gebruikt als windscherm. ‘In mijn wiel’ blijven ze immers ‘uit de wind’ en dat scheelt toch weer wat zweetdruppels (die ik tegenwoordig dankzij de e-bike weet te vermijden).
De tweede keer, afgelopen week, gebeurde het weer. Dit keer was het een pubermeisje, maar ook haar vond ik een eikel – voor wielrenners en slipstream-meepakkers maak ik geen uitzondering op basis van geslacht en leeftijd. Het gebeurde trouwens nog een derde keer, bedenk ik nu. Dat was een enorme eikel op een ratelende herenfiets die zich achter mij – IN MIJN FUCKING WIEL JA – het schompes fietste om me bij te houden en me een paar keer zelfs bijna inhaalde. Hij probeerde een punt te maken, zo leek het. ‘Je bent zélf een eikel, op je elektrische fiets. Om het je te laten voelen zal ik je wel even inhalen op mijn brakke, gestolen stinkfiets.’
Maar zover liet Spongebob het niet komen. Ik ben misschien wel vierkant, maar ik ben niet gek. Of langzaam.