Kokots

Van de week heb ik gehaktballetjes gemaakt. Ik had er zin in. Ik zeg expres gehaktballeTJES, omdat het kleine gehaktballen waren. Ik had zin in kleine gehaktballen. Ik had ook zin in een keertje iets anders, want iedere keer hetzelfde is zo eentonig en ik houd niet van de hele tijd dezelfde toon, zoals wanneer de hoorn eraf ligt of die piepjes bij Burger King als het food niet fast genoeg is. Ik wil soms ook iets anders horen of proeven dus ging ik denken: ‘wat voor balletjes zou ik dit keer kunnen maken?’ Ik kwam al snel uit bij Indische gehaktballetjes. Ik heb die weleens gegeten bij een toko of afhaalding en vond ze toen erg lekker. De Albert Heijn heeft ook Indische gehaktballetjes. Die zijn minder lekker maar nog steeds best oké. Maar ik dacht dus: ‘als ik ze zelf maak, zijn ze in ieder geval lekkerder dan die van de Albert Heijn. Misschien niet zo lekker als die van de toko, maar lekker genoeg.’

Dus naja, toen ben ik een beetje gaan zoeken naar recepten. Ik kwam er al snel achter dat er vooral dingen als ketjap en kokos en gekke kruiden met namen als sereh en nog wat gekke dingen in moeten. Ik had er toen al meteen geen zin meer in eigenlijk. Heb in de supermarkt gezocht naar een soort kruidemix waar alles al in zit, maar die vond ik niet, dus heb ik naar een simpeler recept gezocht, zonder al die moeilijke kruiden en gedoe. Ik vind dat altijd zo lastig, als het met allemaal losse vreemdnamige kruiden is… ‘Laat maar zitten, ik eet wel een tosti,’ denk ik dan.

Het werd uiteindelijk gewoon gehakt natuurlijk, met ei, ketjap, mosterd, knoflook, gemberpoeder (want dat had ik al), korianderpoeder (had ik ook al) en sambal (ditem ido). Die dingen had ik allemaal al dus kon ik prima zo erin doen. Er moest ook nog paneermeel in, om te binden, en peper en zout natuurlijk. Had ik ook allemaal. O ja, en kokos. Kokos, mensen. Dat had ik niet. Het probleem met kokos is dat ik er een teringhekel aan heb. Ik vind het een van de goorste dingen sinds mijn geboorte. Maar goed, ik zag dat recept en dacht: ‘nou, er zal wel altijd kokos doorheen zitten, door die balletjes die ik zo lekker vind. Het zal wel de combi van kruiden en smaken zijn die ervoor zorgt dat het dan wél lekker is. De som der delen of zoiets.’ Een trommel in z’n eentje gaat op een gegeven moment ook zo vervelen. Pas met wat gitaren en triangels erbij wordt het wat.

Waar het in deze vergelijking natuurlijk volledig misging, is dat ik trommels niet supergoor vind en kokos wel.

Maar goed, ik heb alle ingrediënten gemengd en de balletjes gedraaid en gebakken en ik had er heel veel zin in gekregen maar toen ik er eentje proefde – je voelt ‘m al aankomen – vond ik ‘m totaal niet lekker. Het ding smaakte onwijs naar kokos en ik houd godverdomme niet van kokos.

Wat is nu de les? Dat je nooit eten moet maken met ingrediënten die je goor vindt, hoeveel gitaren en triangels je ook hebt. En dat je sowieso nooit eten moet maken met of van kokos en dat je nooit kokos moet eten, want het is gewoon te smerig, iets wat ik maar weer eens heb bewezen met dit experiment. Daarvoor hulde, uiteraard. ‘Geen dank,’ denk ik dan.

Hoe het met de balletjes is afgelopen? Die heb ik in een dronken, half stoned delirium naar binnen gewerkt. Ze waren koud best te doen