Tandem

De tandem. Denk daar eens goed over na. Samen, getweeën op een fiets. Eén voorop, met controle over de richting, en één daarachter, slechts trappend en tegen de rug van de bestuurder aankijkend. Ik heb nooit op een tandem gezeten, denk ik, en het ziet er ook niet uit als iets wat ik binnenkort ga doen, als ooit.

Om met iemand op een tandem te zitten moet je uit een heel specifiek soort hout gesneden zijn. Natuurlijk zijn er toeristen die zich door de MacBikemedewerker laten omlullen om samen zo’n ding te huren, voorgelogen over ‘de real Amsterdam experience’, en er zijn mensen die aan elkaar vragen ‘hé, heb jij weleens op een tandem gezeten?’ en dan ‘nee’ antwoorden en vervolgens op zo’n ding stappen puur om het eens gedaan te hebben. Maar over die mensen heb ik het niet. Deze mensen, hier voor mij, zijn geen toeristen of debutanten. Het is een ouder echtpaar, zoveel is duidelijk, en de blikken op beider tronie is te onberoerd om van een lollig experiment te kunnen spreken.

Deze mensen rijden samen op één fiets omdat ze dezelfde kant op gaan, en niet andersom. Het gesprek ging waarschijnlijk zo, enkele jaren geleden:

‘Zeg Frits?’
‘Ja schat?’
‘Wij fietsen wel verdacht veel samen he?’
‘Nu je het zegt.’
‘En meestal ook dezelfde kant op.’
‘Klopt.’
‘Is het niet veel handiger als we een tandem kopen?’
‘Een tandem?’
‘Ja, een tandem.’
‘Nou…’

En dat er niet veel later een tandem in de schuur stond in plaats van twee fietsen. De oude fietsen gaven ze aan hun kleinkinderen, een tweeling die onlangs in Amsterdam was gaan studeren. En in Amsterdam ben je niets zonder fiets. Frits wist dit, en zijn nog naamloze vrouw ook.

Om op een tandem te rijden – en het ook echt te doen; dus niet voor de lol – en gezamenlijk hetzelfde apparaat dezelfde kant op te bewegen moet je zowat versmolten zijn met elkaar. Harmonie is een woord dat in me opkomt. Evenals symbiose. Twee mensen als één, herkenbaar aan de identieke ANWB-regenjacks. For him and for her. One bike for both. One love. One direction. One destiny.

Dit besef maakt mijn bewondering voor en verwondering over deze mensen met elk voorbijgaand moment groter. Temeer daar dat besef gepaard gaat met een ander besef, namelijk dat ik die staat van harmonie wellicht nooit zal bereiken. Daarvoor wil ik te veel. Moet ik te veel. Is er te veel. Te veel dingen die verschillend zijn. Ik kijk naar de wereld en zie geen harmonie, geen symbiose. Ik zie chaos en verdeeldheid. Behalve op dit moment, nu Frits en zijn vrouwtje voorbij komen peddelen. Hij aan het roer, zij als anonieme roeikracht op het achtersteven, synchroon trappend op een tanend symbool van eensgezindheid.