Breek me de bek niet open over gemiste kansen. Asjeblieft. Het aangekondigde pensioen van Roger Federer bracht er weer één naar boven.
Vier jaar geleden speelde Federer, oftewel de G.O.A.T. – maar de echte, niet de term of emoji die mensen te pas en te onpas inzetten om aan te geven dat iets of iemand hun lievelings is, in plaats van de daadwerkelijk greatest of all time -, in Rotterdam. Hij was toen 36 en het was het toernooi waarop hij, als oudste in de tennisgeschiedenis, weer de nummer 1 positie op de ATP-ranglijst kon veroveren.
Ik voelde dit aan, of wist het gewoon door het ergens te hebben gelezen, en dacht: daar moet ik heen. Daar moet ik bij zijn. Niet omdat ik nou zo’n tennisfanaat ben, maar om hém live te zien. Ik keek geen tennis, ik keek Federer.
Ik appte een vriend, vroeg of hij meeging, hij zei ja, en ik kocht vervolgens geen kaartjes. Toegegeven, het was op dat moment nog niet bekend op welke dag Federer zou spelen, maar ik vermoedde woensdag. En dat bleek te kloppen. Maar toen dat eenmaal bekend was gemaakt en ik kaartjes wilde kopen waren ze allemaal al weg. Gemiste kans, want inmiddels heeft Federer aangekondigd met pensioen te gaan.
Een ander voorbeeld is Sipke de Jong, de dirigent van het Haagse Matrozenkoor, waar ik tussen mijn 7e en 14e (baard in de keel) lid van was. Ik zong in de tweede stem en Sipke was, naast dirigent van de concertklas, een soort mentor.
Nadat ik in 1996 ‘afscheid’ had genomen van het koor zag ik Sipke nog één keer, tijdens een reünie in 2003. Jaren daarna, toen hij zelf al diep in de 80 was, had hij eens mijn ouders gebeld om te vragen hoe het met mij ging. Hij zat door foto’s te bladeren van reizen die we met het koor hadden gemaakt (Polen, Tsjechoslowakije, Rusland (toen het G.O.S.), Italië, Israël, Oostenrijk, Hongarije) en zag mij kennelijk voorbijkomen.
Dat moet Polen 1992 geweest zijn, dacht ik toen mijn moeder me vertelde over het telefoongesprek. Dat was mijn eerste reis. Ik was 9 en had veel heimwee. Sipke nam me een keer mee om een ijsje te halen. Daar is een foto van, ergens in een plakboek op zolder bij mijn ouders.
‘Sipke zou het zo leuk vinden om je weer eens te spreken of zien,’ zei mijn moeder. Dat leek mij ook leuk. ‘Sipke de Jong bellen,’ noteerde ik in de herinneringen-app op mijn telefoon, zodat ik het niet zou vergeten.
Jarenlang zag ik dagelijks de herinnering op mijn scherm verschijnen, om vervolgens te denken: ‘Ik doe het morgen’, en de melding weg te klikken.
Een oud-koorgenoot stuurde me in de tussentijd een bericht waarin hij me aanspoorde Sipke op te zoeken. Hij had het ook gedaan en Sipke was nog zo scherp en bevlogen. Het was het waard, zei hij.
Een paar jaar geleden zag mijn vader Sipke lopen, ergens in Den Haag, met een stok ‘en de dagen zat’. Ik moet haast maken, dacht ik toen ik bedacht dat ik hem nog steeds niet had gebeld of bezocht, alle pop-up herinneringen op mijn telefoon ten spijt.
Ik deed het niet. En toen ging Sipke dood.
Is dat een gemiste kans? Kun je het nog zo noemen als je jarenlang elke dag besluit om iets níet te doen? Marjolein in dat portiek in nachtelijk Oost was een gemiste kans. De twee matchpoints van Federer in de Wimbledon-finale van 2o19 waren dat. Dit was catastrofale laksheid. Laat ik ervan leren, alsjeblieft. Asjeblieft.
Maar daar gaat het al mis, want wie spreek ik aan?