Mijn zoon is vandaag bij de kinderopvang. Altijd als ik hem ophaal, roept hij heel hard ‘Papa! Papa is er!’. Dan knuffelen we en vraag ik hem hoe z’n dag was. Hij antwoordt meestal met steekwoorden: ‘Jackson Storm spelen!’ ‘Cracker eten!’ ‘Nijlpaard aaien!’. Dan fietsen we naar huis en gaan we eten. Zo gaat het elke week. Het maakt deel uit van onze routine.
Het gevaar van routine is dat je dingen voor lief neemt. Dingen gaan de hele tijd zoals ze gaan, dat is nu eenmaal hoe het is en het is goed. Maar er kan zomaar iets gebeuren waardoor de routine wordt verstoord. Vaak merk je op die momenten pas hoe fragiel de balans der dingen is. Zo moet het voelen voor de ouders van Julen, die nu al vijf dagen vastzit in een put.
Ik wil er liever niet aan denken, maar dat lukt niet. Deels omdat ik er voortdurend berichten over lees, maar vooral omdat ik zelf een peuter heb. Ook een jongetje, precies even oud als Julen. Natuurlijk hoef je geen kind te hebben om dit erg te vinden – dat had ik het als kinderloze man ook gevonden -, maar nu stel ik me voor dat het míjn kind is, omdat ik het me kán voorstellen, omdat ik een kind héb.
Klaas, een vriend van me met een zoontje twee weken jonger dan die van mij, voelt hetzelfde. ‘Ik haat dit gevoel,’ appte hij me gisteren. Een bedrieglijk simpele bekentenis, want het raakt de kern van wat zoiets met een ouder doet. Echt wéten wat de vader van Julen voelt kun je niet als je niet in zijn situatie zit, die gruwelijk en bizar is. Het neigt naar sadisme, ware het niet dat er geen ‘ander’ is die het leed veroorzaakt en daarvan geniet. De put is kennelijk illegaal geboord, wat veel gebeurt in Spanje, maar niemand heeft moedwillig zo gehandeld dat dit zou gebeuren, ook al is het bedrijf dat de put heeft geboord nalatig geweest in het afdekken ervan. Dat moet wel, als peuters het deksel er zo af konden tillen.
Ik hoop dat Julen dood is. Nee, ik hoop dat hij nog leeft. Maar dat kan toch bijna niet? Die kans is nihil, ondanks wat experts zeggen. Als hij de val al heeft overleefd, zou hij inmiddels vijf dagen vastzitten op een plek met een beperkte hoeveelheid zuurstof. Gewond, bedekt onder puin, in doodsangst. De angst van je kind is erger dan die van jezelf, want je wilt die angst wegnemen. Dat voelt als je ouderlijke verantwoordelijkheid. Als dat niet kan, zoals de ouders van Julen nu ervaren, is dat pure machteloosheid.
Volgens de laatste berichten kan het nog dagen duren voor reddingswerkers de jongen bereiken. Ik haal daarentegen over een paar uur mijn zoon weer op, zoals de routine dicteert. Ik zal hem omarmen en me, zoals vaker na een tragedie, voornemen bewuster te zijn van de dingen die gaan zoals ze gaan. Routine kenmerkt zich door vanzelfsprekendheid, maar vanzelfsprekend is het allerminst.