Terwijl ik wachtte op mijn take-out broodje kwam een oude man het café binnen en bestelde koffie. Ik was me er bewuster van dan normaal dat ik hem oud vond. Misschien omdat ik mezelf ook steeds ouder begin te vinden, iets wat volledig in overeenstemming is met de realiteit, waarin ik steeds ouder word. Dat de tijd de afgelopen twee jaar niet heeft stilgestaan lees ik af aan mijn verder grijzende bakkebaarden, de diepere groeven in mijn voorhoofd en pigmentvlekken die her en der onaangekondigd opduiken. Mijn ouder worden is ook een cijfermatig gegeven, daar ik inmiddels over minder dan een jaar 40 word. Vroeger duurde dat langer.
De oude man was alsnog een stuk ouder dan ik – vermoedelijk een jaar of 80, twee keer zo oud als ik dus – en in mijn hogere mate van bewustzijn over zijn leeftijd vielen ook zijn bewegingen me meer op. De bewegingen van een ouder mens. Stram. Moei- en langzaam. Misschien deed bewegen hem pijn.
Ik heb het er met anderen weleens over gehad hoe gek het is dat we hele jonge en hele oude mensen als losstaand van de rest van de mensheid zien. Alsof iedereen tussen de 10 en 70 (ofzo) bij de ‘Normalen’ hoort en iedereen jonger of ouder respectievelijk on- of overrijp is. Niet meer maatschappelijk relevant. Meer zorg ontvangend dan dienstverlenend.
Maar nu ik zelf bijna de helft van 80 ben, kan ik me beter voorstellen hoe het is om die leeftijd te bereiken. Dat lijkt misschien melodramatisch, maar mensen van die leeftijd doen me nu minder alienesk voor dan toen ik 20 was. Toen was ik pas op een kwart van hun leeftijd, immers, en had ik bij het aanschouwen van een oud mannetje dat in een optrekkende tram zijn strippenkaart probeerde te stempelen het gevoel dat ik naar een Galapagos-schildpad keek die in een optrekkende tram zijn strippenkaart probeerde te stempelen (deze vergelijking werkt andersom ook prima).
De man in het café had een tasje bij zich zoals mijn opa dat ook altijd had. Zwart leer, zonder hengsel, maar met een rits. Een manbag? Eerder een manclutch. Voor geld, sleutels, pasjes, een zakdoek misschien. Jongere mannen zie ik dergelijke tasjes nooit dragen, behalve zij die getooid met bontkragen op Vespa’s Oud-Zuid ‘onveilig’ maken. Maar ik kom niet meer in Oud-Zuid.
Kort verhaal nog iets korter: de oude man deed me met zijn tasje aan mijn opa denken, de man die ik me herinner als overblijfsel uit een ander tijdperk, niet toebehorend aan een andere soort, maar wel een andere categorie. Een man zoals ze niet meer worden gemaakt: voorkomend, gedistingeerd, plichtsgetrouw, altijd in pak, ook toen het lichaam in het pak niet meer wilde. Een man bovendien, in wie ik me steeds iets beter kan inleven.