Al dagen probeer ik een stuckje te schrijven over tijd, maar ironisch genoeg kom ik er niet aan toe. De notities ervoor zijn al een week oud, gemaakt op de dag dat mijn vriendin en ik negen jaar samen waren (bedankt voor de felicitaties), volgend op een notitie over onze klok, die kapotviel toen diezelfde vriendin een snijplank pakte, volgend op een notitie over de dino-fase van mijn zoon. Dieren die – inderdaad – in een andere tijd leefden.
Het thema ‘Tijd’ kwam de afgelopen tijd – met name de week voor de afgelopen week – dus veelvuldig terug, los van de rode draad die het vormt voor alles wat leeft, of niet leeft. Ook standbeelden vergaan.
Negen jaar samen. Dat is ongeveer een kwart van mijn leven. Het is nog altijd maar de helft van de tijd die ik bij mijn ouders woonde, maar drie keer zo lang als de gehele levensduur van onze oudste zoon en lang genoeg om de afgelopen maanden van quarantaine als een fractie te kunnen beschouwen in het grotere geheel van ons samenzijn.
In het kapotgaan van de klok zag ik symboliek. Mijn vriendin en ik waren beiden bezig met de verjaring van onze relatie. Ik zat heel erg op die negen (9!) jaar, zij vooral op de viering an sich. Ze zal boos worden als ze dit leest, maar zij was het die de klok liet vallen. Zij zal beweren dat het komt door de te volle plank waar de klok op staat, nee, waar ik hem op heb gezet, zonder hem aan de muur te bevestigen. Hoe het ook zij, de klok mist nu de 2 en 3, of de gedesignede hoeken die die uren symboliseren. Wanneer de wijzer daar nu staat, lijkt het alsof de tijd afbrokkelt. Misschien is het einde der tijden er pas als er geen klokken meer zijn.
De dino’s kunnen hier niet over meepraten. In hun tijd bestonden er geen klokken. Bovendien konden ze, voor zover we nu weten, niet praten. Ze brulden vermoedelijk niet eens. Het kan zomaar dat de T. rex siste als een slang en dat veel andere dino’s helemaal geen geluid maakten. De parasaurolophus had een hoorn op zijn hoofd die verbonden was met zijn luchtwegen. Als hij daar lucht doorheen blies klonk het misschien wel als een trombone.
Voor paleontologen is alles ‘misschien’, ‘vermoedelijk’ of in het beste geval ‘waarschijnlijk’. Dat lijkt me lastig, je leven wijden aan iets waarvan je nooit zeker zult zijn. Al is tijd relatief, ik weet zeker dat mijn relatie nu negen jaar (en een week) duurt, dat mijn oudste zoon drie is en ik achttien jaar bij mijn ouders heb gewoond. Dat behoeft slechts een opgraving in mijn geheugen.
Onze klok is stuk, maar de tijd tikt door. Hoe langer hij tikt, hoe dichter we in de buurt komen van een tijdmachine. Dan reis ik terug naar ruim een week geleden, voor de klok brak, en hang ik ‘m stevig aan de muur.