Ik had een goed plekje, maar ben bier gaan halen. Nu staat er op de plek waar ik zojuist nog stond een meisje. Ze beweegt. Ze beweegt raar, alsof er een constante stroom mieren over haar rug loopt. Misschien is dat ook wel zo. Het lijkt me onwaarschijnlijk. Ik blijf maar achter haar staan; het is immers muziek. Hoe goed moet ik het kunnen zien?
Het meisje slaat me, tijdens een illustratief dansspasme, bijna vol in mijn zak. Het concert valt verder tegen.
Een vraag:
Waarom knuffelen en zoenen stellen tijdens concerten altijd alsof ze elkaar jaren niet hebben gezien? Elkaar compleet aflebberen nog voordat het voorprogramma begint.
‘We staan hier samen op maandagavond in The Max. Ik heb je de hele dag gemist, nadat we een heel weekend vintage markten hebben bezocht , biologische couscous hebben gegeten en documentaires hebben gekeken. Het IDFA staat alweer voor de deur en ik heb die van vorig jaar nog steeds niet allemaal gezien! Ik ben een slecht mens…’
‘Je bent geen slecht mens.’
‘Maar ik schiet tekort!’
‘Je schiet niet tekort.’
En dan knuffelen en tongen alsof het de Hof van Eden is.
De band begint aan haar toegift. Ik leun tegen een paal, zwaaiende armen ontwijkend. Straks ben ik thuis en dan zal ik mopperen. Al mopperend vindt ze me schattig. Het zijn kennelijk vreemde momenten waarop je ineens heel veel van iemand kunt houden.
Het concert valt tegen, maar ik ben kalm. Ik hoef me niet te haasten, laat de tijd wel uitzingen. ‘Het leven is hectisch,’ straal ik uit, ‘maar ik ben kalm. Dit is mijn moment van Zen en dat deel ik.’
Besmettelijke kalmte in een oceaan van onrust. Maar volgende keer blijf ik thuis.