‘Eén van de eisen die wij aan onze werknemers stellen, is dat zij tijdens het op- en afbouwen van de markt over grote afstand en met plat accent banale kreten als ‘Truus, kom je zo nog effe bij me op schoot zitten?’ en ‘Pas op voor m’n paal!’ naar collega’s en al wie het niet horen wil schreeuwen. Herkent u zich daarin?’
‘Jah.’
‘En racet u graag met kleine heftruckjes over men noeme een Albert Cuypstraat, daarbij te pas en te onpas toeterend naar alles wat leeft?’
‘Jah.’
Verder verlangen wij van u een buitensporig agressieve houding ten aanzien van eenieder die het in zijn of haar botte harses haalt om over de markt te fietsen terwijl u deze op lawaairecordverbrekende wijze aan het afbouwen bent.
‘Geen probleem.’
‘U schuwt daarbij ook geen dreigend gedrag, zoals het op het nippertje niet aanrijden van mensen met voorgenoemd heftruckje, of het vlak langs het hoofd van niets vermoedende fietsers werpen van allerlei gereedschap, zoals tangen en sleutels, teneinde de verwaande, met hun opleiding en beschaving en strakke broeken koketterende lokale yuppen en studenten flink te verwonden.
‘Ehh… Ja. Nee. Is goed.’
‘Gefeliciteerd, u hebt de baan.’